Conditionerende onderzoeken
Een landmeetkundige opname is bedoeld om inzicht te krijgen in de bestaande situatie en deze in kaart te brengen. Daarnaast is het van belang om duidelijk te weten welke objecten er aanwezig zijn in het plangebied. Zo zorgen we ervoor dat alle relevante aspecten verwerkt kunnen worden in het ontwerp. Hiermee stellen we opbouw en hoogte/ligging van de bodem vast.
De werkzaamheden worden of met landmeetkundige apparatuur vanaf de grond uitgevoerd of met behulp van een drone. De ondergrond wordt tijdens de metingen niet verstoord. Apparatuur moet soms per auto worden vervoerd.
De sterkte van de dijk wordt berekend met behulp van geotechnisch onderzoek. Een belangrijk onderdeel van de analyse is de bodemopbouw. De dikte van de kleilaag, het type klei in de dijk en het soort zand dat in de dijk voorkomt, bepalen voor een groot deel de sterkte van de dijk. Het meten van het draagvermogen is belangrijk om een stevige dijk te maken waar bijvoorbeeld ook het verkeer overheen kan rijden
Om dit te bepalen wordt ook grondonderzoek uit het verleden gebruikt. Maar deze onderzoeken geven vaak te weinig informatie om tot een goede beoordeling van de sterkte te komen. In die gevallen vindt aanvullend grondonderzoek plaats op en rondom de dijk.
Het geotechnisch onderzoek kan bestaan uit de volgende handelingen:
- Handboringen: Dit veldonderzoek wordt meestal uitgevoerd op en rondom de dijk. Een enkele keer is een boring nodig in het voorland (land dat grenst aan de landzijde van de dijk). In die gevallen kan iemand uw perceel moeten betreden om handmatig een boring te plaatsen. Deze boringen gaan tot maximaal 5 meter diepte. Het boorgat wordt vervolgens opgevuld en afgedicht met kleikorrels.
- Mechanische boringen: Om de juiste informatie te krijgen, zijn soms boringen dieper dan 5 meter nodig. Dat lukt niet meer met een handboring. We voeren dan mechanische boringen uit. Ook deze boringen kunnen soms op uw perceel nodig zijn. Hierbij wordt een boorstelling gebruikt om voldoende diep in de ondergrond te komen. Zo’n boorstelling rijdt vaak op rupsbanden, maar soms op een kleine truck. Het boorgat wordt na de boring opgevuld en afgedicht met kleikorrels.
- Sonderen: Een sondering meet de sterkte van de grondlagen. Een sondering gaat dieper dan een handboring en gebeurt met behulp van een kleine truck. Ook sonderen kan soms nodig zijn op uw perceel. Het boorgat wordt vervolgens opgevuld en afgedicht met kleikorrels.
Grondwaterstanden zijn van invloed op de sterkte van de dijk. Daarom willen we weten tussen welke hoogtes de grondwaterstanden variëren. Daarnaast willen we kunnen meten of deze bandbreedte na de dijkversterking hetzelfde is gebleven.
Met geohydrologisch onderzoek stellen we dus de grondwaterstanden vast en de stroming van het grondwater, zoals kwel.
Het meten van grondwaterstanden gebeurt met behulp van peilbuizen. Aan de hand van de metingen worden computermodellen gebruikt om de grondwaterstromen te onderzoeken. De peilbuizen worden regelmatig afgelezen. Dat kan handmatig gebeuren of op afstand. De peilbuizen blijven tot 3 jaar na de dijkversterking aanwezig.
Peilbuizen worden aangebracht met een handboring of een mechanische boorstelling. Vaak moeten ook peilbuizen op uw perceel worden aangebracht. Daarvoor moeten we uw perceel betreden. Waar de peilbuizen precies moeten komen, stemmen we af met de eigenaar of pachter van het perceel. Soms worden de materialen per auto aangeleverd. Dit doen we zo dicht mogelijk bij de plaats waar de peilbuis moet komen. Ook dit doen we in overleg.
Meestal worden peilbuizen afgewerkt met een afsluitbare stalen schutkoker (boven de grond). Maar sommige schutkokers zijn hinderlijk bij landbewerking of kunnen door vee beschadigd worden. In die gevallen werken we de peilbuis ondergronds af met een straatpot. Zo staat de peilbuis niet in de weg tijdens het bewerken van het land en voorkomen we schade aan de peilbuizen door vee of voertuigen.
Natuurlijk willen we de geplaatste peilbuizen ook weer terug kunnen vinden. Om dit gemakkelijker te maken markeren we de locatie van een peilbuis met een (gekleurde) houten paal. De ondergronds afgewerkte locaties worden met minimaal twee (gekleurde) houten palen gemarkeerd. Deze zijn bij voorkeur geplaatst in de rijrichting van de landbewerking en kunnen tijdens bewerking van het land tijdelijk door de eigenaar verwijderd worden.
Met het verkennend (water)bodemonderzoek gaan wij na of er sprake is van bodemverontreiniging. Op locaties waar werkzaamheden voor versterking van de Lekdijk plaatsvinden, is het vaststellen van de grondkwaliteit belangrijk. Daarmee wordt namelijk bepaald of we met de maatregelen die we nemen, kunnen voldoen aan de door het Rijk opgelegde kaderrichtlijn water (KRW). Op basis van een positieve uitslag kunnen dan vergunningen voor de ontwerpen worden aangevraagd.
Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd?
De onderzoeker doet handboringen (tot 5 m diepte) of mechanische boringen (dieper dan 5 m). Daarbij neemt de onderzoeker monsters van de verschillende grondlagen. Na afloop worden de boorgaten gedicht met kleikorrels, zodat er geen gaten overblijven. Door de kleikorrels ontstaan geen zwakke plekken in de bodem.
Sommige boorgaten worden voorzien van een peilbuis waarmee ook het grondwater bemonsterd kan worden. Deze peilbuizen blijven meestal een tijdje staan (soms meerdere jaren), zodat we de grondwaterkwaliteit kunnen blijven volgen. Wanneer de peilbuizen niet meer nodig zijn worden deze opgeruimd en worden de gaten met kleikorrels opgevuld.
In sommige gevallen moeten boringen in een wegdek worden gezet. Deze boringen zijn altijd mechanisch. We onderzoeken dan ook de kwaliteit van bijvoorbeeld een laag asfalt of het puin daaronder.
Op een aantal locaties in de uiterwaarden is materiaal aanwezig om de oevers te beschermen, zoals stortsteen. Dat wordt soms op bepaalde plekken verwijderd om natuurlijke oever-erosie mogelijk te maken. Hierdoor krijgen flora en fauna de kans zich opnieuw op deze locaties te vestigen. Het onderzoek naar het oever- beschermingsmateriaal heeft als doel de oeverbescherming van de Lekdijk in kaart te brengen en de kwaliteit ervan vast te stellen.
Bij onderzoek naar oever-beschermingsmateriaal moeten proefsleuflocaties ook toegankelijk en bereikbaar zijn voor een 17-tonsgraafmachine (zie afbeelding).
Voordat we boringen doen of onderzoeksgaten of proefsleuven maken, doen wij een graafmelding bij het Kabels en Leidingen Informatiecentrum (KLIC). Hierdoor komen we de ligging van openbare kabels en leidingen te weten. Daarmee voorkomen we dat deze beschadigd raken. Hier merkt u niets van.
Dit onderzoek bestaat uit het handmatig boren of graven van proefgaten met een grondboor (edelmanboor), schep of vergelijkbaar handgereedschap. We boren meestal tot 3 meter onder het maaiveld. Deze boringen verspreiden wij over de onderzoek locaties. Daarbuiten hoeven wij geen onderzoek uit te voeren.
Uit de boringen worden grondmonsters genomen die wij in een laboratorium laten analyseren. De boorgaten werken wij meteen na het nemen van een monster weer af met de grond die uit de boorgaten komt. Er blijft geen gat of kuil achter na afwerking van de boorgaten. Medewerkers van het waterschap of (onder)aannemers rijden met een auto met aanhanger naar de boorlocatie op uw perceel. Op uw perceel zullen zij een of meerdere handboringen verrichten. Zij zijn over het algemeen niet langer dan een paar uur overdag op uw perceel aan het werk.
Via een archeologisch bureauonderzoek stellen we vast wat we in de bodem denken aan te treffen en waar. Met een archeologisch booronderzoek wordt gekeken in hoeverre de bodem nog intact is. Dat onderzoek doen we in de zones waar archeologische resten worden verwacht. Het booronderzoek is dus een veldbezoek waarbij we mogelijk uw perceel betreden. Op deze manier kunnen we inschatten of de eventueel aanwezige archeologische vindplaats wel of niet verstoord is. Om vervolgens een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden die zich in het plangebied bevinden, voeren we een archeologisch proefsleuvenonderzoek uit. Dit proefsleuvenonderzoek is bedoeld om de soort vindplaats te begrenzen.
Wat ziet of merkt de omgeving ervan?
Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan worden bepaald of en waarproefsleuvenonderzoek nodig is.
🟧Booronderzoek: Tijdens het veldbezoek lopen projectmedewerkers over het perceel. Zij plaatsen meerdere handmatige boringen. Deze boringen worden gezet met een grondboor (Edelmanboor) met een diameter van maximaal 8 cm. De boorlocaties worden opgezocht en ingemeten door middel van een GPS. Direct na het doen van de boringen worden de gaten weer dichtgemaakt.
🟥 Proefsleuvenonderzoek: Een graafmachine graaft proefsleuven van een nog nader te bepalen omvang en diepte. De proefsleuven worden één voor één aangelegd. Als op een locatie alle proefsleuven zijn gegraven, worden deze na onderzoek dichtgemaakt. De proefsleuven blijven meestal een aantal dagen open liggen. Bij het graven van de proefsleuven wordt de teel-aarde apart gehouden van de overige grond, zodat de grond in de juiste volgorde teruggeplaatst kan worden (zie afbeelding). Wij nemen contact met u op om een extra afspraak in te plannen mocht de proefsleuf op uw perceel komen. Tijdens de afspraak leggen we uit wat u precies kunt verwachten en nemen we de verwachte schade op.
Dit onderzoek is deels een bureau onderzoek waar u niets van merkt. Deels is het een veldonderzoek. Het veldonderzoek wordt gedaan door een cultuurhistoricus. Deze historicus bezoekt het gebied en loopt erdoorheen. De gemeente is hier vaak een grote hulp, want zij weet hoe er in het verleden is omgegaan met de waarden en hoe deze in het gebied leven. Ook monumentale panden langs de dijk worden in dit onderzoek meegenomen. Op basis van het archeologisch veldonderzoek en het cultuurhistorisch bureauonderzoek dient er ‘rekening te worden gehouden met cultuurhistorische waarden’ in het gebied. Bij dit onderzoek worden ook vaak de resultaten van andere onderzoeken betrokken (zoals archeologisch onderzoek en de landmeetkundige opname)
Tijdens een veldbezoek voor cultuurhistorisch onderzoek worden foto’s gemaakt en worden historische percelen en panden bezocht.
Tijdens een bureaustudie bekijken we kaartmateriaal van het project en verspreidingskaarten van beschermde soorten. We beoordelen daarbij of beschermde soorten planten en dieren kunnen worden verwacht op uw perceel. Als dat het geval is, voeren wij een zogenaamde habitat-geschiktheids-beoordeling uit. Dit is een veldbezoek waarbij we uw perceel betreden om te beoordelen of op uw perceel geschikte leefomgeving aanwezig is voor beschermde planten en/of dieren.
Na deze beoordeling is misschien nog soortgericht onderzoek nodig om de aanwezigheid (en hoeveelheden en functies voor de betreffende soort) van beschermde planten en dierensoorten vast te stellen of uit te sluiten. Dit heeft ermee te maken dat niet alle beschermde soorten met één veldbezoek vastgesteld of uitgesloten kunnen worden (trefkans). Ook bij het soortgericht onderzoek zullen we uw perceel betreden (soms overdag, soms ’s nachts) om te beoordelen of hier beschermde planten en/of dieren aanwezig zijn.
Soms worden ook camera's in het gebied geplaatst of worden platen/tegels op de grond gelegd waar reptielen zich graag onder verschuilen. Ecologisch onderzoek kan ook plaatsvinden in schemering of nacht (bijvoorbeeld bij vleermuizenonderzoek).
Wat ziet of merkt u hiervan?
Tijdens het veldbezoek lopen medewerkers over het perceel. Hierbij beoordelen we gericht de aanwezige flora en fauna op de vooraf geselecteerde locaties die bij de habitatbeoordeling als kansrijk zijn aangegeven. Hierbij kunnen we nog aanvullende foto’s van de omgeving maken. Sommige soorten zijn enkel in de schemering actief, en anderen juist in de ochtend. Hierdoor kan de ecoloog ook vroeg in de ochtend of laat op de avond onderzoek moeten uitvoeren. Daarnaast is de aanwezigheid van bepaalde soorten in het voorjaar anders dan in de zomer of het najaar waardoor de ecoloog soms op verschillende momenten gedurende het jaar langs moet komen. Alle soortgerichte onderzoeken worden volgens kennisdocumenten van BIJ12 of soortprotocollen onderzocht. Dit is vanuit het oogpunt kwaliteit maar ook vanuit juridisch gezien een verplichting.
De voorgenomen dijkversterking kan gevolgen hebben voor de bestaande bomen. Bomen hebben een ‘kwetsbare zone’ waarin de boom groeit en wortels
voorkomen. Indien in deze ‘kwetsbare’ zone veranderingen zijn (zoals ophogen van het maaiveld of het aanbrengen van damwand) ontstaat het risico dat de boom onherstelbaar beschadigd raakt en gekapt moet worden. Om de hoeveelheid bomenkap te beperken is het van belang dat in een vroegtijdig stadium duidelijk wordt waar welke bomen staan en wat de kwaliteit hiervan is. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door groenspecialisten die buiten een ronde doen. Die inventariseren alle bomen binnen het projectgebied. De onderzoeker bekijkt de bomen op het hele (toekomstige) dijtraject. Hij meet (soms) de dikte van de stam en schat de gezondheid en waarde van de bomen in
Wat ziet of merkt de omgeving ervan?
Tijdens het veldbezoek lopen medewerkers van of namens Arcadis over het perceel. Hierbij beoordelen we gericht de aanwezige bomen en bijbehorende foto's waarop de bomen zijn weergegeven.
Dit onderzoek is nodig om te bepalen of er in de bodem nog niet ontplofte resten van de 2e wereldoorlog aanwezig zijn. Dit onderzoek gebeurt met magnetometers, metaal detectoren en digitale detectie voertuigen. Speciale apparatuur waarmee de resten worden opgespoord. Deze worden (later) handmatig of met een beveiligde graafmachine opgegraven.
Afhankelijk van of er resten in uw perceel worden opgespoord en welke dit zijn heeft u hier geen, weinig of veel last van.
Dit onderzoek vindt plaats om te bepalen of deze objecten aanwezig zijn in, op of langs de dijk. Dit kunnen bomen zijn, maar bijvoorbeeld ook keerwandjes, funderingen of kelders van woningen.
De inspecteur bekijkt het gebied door er doorheen te lopen en noteertalle objecten. Soms graaft hij handmatig een kleine kuil of doet een boring omondergrondse objecten te kunnen zien. Deze gaten worden direct weerdichtgemaakt.
Dit onderzoek doen we om te bepalen of het werk aan de dijk effect heeft op de rivier en in welke mate dit gevolgen kan hebben voor bijvoorbeeld de scheepvaart of voor het afvoeren van rivierwater richting de zee.
In de meeste gevallen gebeurt dit onderzoek achter het bureau. Soms zijn goede landmeetkundige opnamen nodig om de exacte hoogte van de grond te bepalen.
Met een stikstofonderzoek wordt onderzocht wat de verwachte stikstofdepositie (een moeilijk woord voor uitstoot) is die veroorzaakt wordt door een project, zoals een dijkversterking. Dit onderzoek vindt plaats door een bureaustudie. Hiervoor is een speciale reken techniek: de zogenaamde Aerius berekening. Eventueel leidt de uitkomst van de berekening tot een vervolg onderzoek door een ecoloog. Ook kan de uitkomst leiden tot het aanvragen van extra (natuur) vergunningen. U merkt als bewoner niet direct iets van dit onderzoek, omdat het achter de computer wordt gedaan.
Voordat de werkzaamheden aan de dijk starten, meten we de beweging van de panden langs de dijk. Daarvoor benaderen we eigenaren panden aan de dijk toestemming om in de gevels van hun panden meetpunten te plaatsen. Dat zijn kleine metalen boutjes. Met deze vaste meetpunten meten we voor, tijdens en na de werkzaamheden de eventuele bewegingen (hoogteverschillen) van het pand. Tijdens de uitvoering blijven we de metingen volgen en kunnen we meten of de beweging toeneemt ten opzichte van de natuurlijke beweging.
Door deze metingen kunnen we eventuele schade snel en goed vaststellen. En de aannemer kan zo snel maatregelen nemen om de kans op meer schade kleiner te maken. Een onafhankelijke partij die eventuele schade afhandelt, kan de metingen ook gebruiken.
We meten tot en met 3 jaar na oplevering van de werkzaamheden. Door ervaring weten we dat binnen drie jaar mogelijke schade te zien of te meten is. De metingen worden uitgevoerd nabij de werkzaamheden aan de dijk.
Kort voor de start van de werkzaamheden maken we foto’s van de panden. Dat doen we binnen en buiten. Dat geldt ook voor de funderingen en kelders. Met de foto’s leggen we voor het oog vast wat op dat moment de staat is van de panden. We maken hierover vooraf afspraken met de eigenaren.
Afhankelijk van de techniek die de aannemer toepast voor de dijkversterking, kunnen trillings- en of geluidsmetingen nodig zijn. Voorafgaand aan de werkzaamheden aan de dijk, worden de bewoners geïnformeerd over de gekozen techniek. De overlast die u kunt ervaren kan verschillen van enige tot ernstige overlast, afhankelijk van de hoeveelheid geluid of trillingen.