Praktische vragen
Nee, er komen geen bomen in plaats van opritten. Het waterschap koopt de grond onder de oprit, de oprit zelf kunt u gewoon blijven gebruiken. Bomen die voor werkzaamheden moeten wijken, kunnen later teruggeplaatst worden indien de huidige eigenaar dit wenst én de keur dit toestaat. Het onderhoud van deze bomen komt dan ook bij de huidige eigenaar. Dit wordt vastgelegd via een zakelijk recht.
Het verwijderen van bomen (en andere beplanting) kan nodig zijn om de dijkwerkzaamheden te kunnen uitvoeren. Wij begrijpen dat u na de dijkversterking de beplanting graag teruggeplaatst ziet worden. Het waterschap is terughoudend met het toestaan van beplanting anders dan gras, zeker binnen de zone waterstaatswerk van de waterkering. Bij eventuele terugplaatsing van beplanting zijn de regels uit de huidige keur leidend.
Het waterschap koopt de ondergrond. Voor de stoep zelf wordt een zakelijk recht ten behoeve van de huidige eigenaar gesloten, waarin ook wordt vastgelegd dat het beheer en onderhoud bij de huidige eigenaar blijft.
In veel gevallen hetzelfde beheer als nu. De regels zullen niet strenger zijn dan in de Keur en bijbehorende legger aangegeven.
Indien er een buitendijkse oplossing wordt toegepast voor de dijkversterking, wil het waterschap nog steeds graag het binnentalud en de daaraan grenzende vijf meter beheerstrook in eigendom verwerven. Dit met het oog op de waterveiligheid op lange termijn. Wel is het zo dat het waterschap alleen marktwaarde kan bieden voor de grond, als er binnendijks geen maatregelen worden uitgevoerd. Ook is er geen mogelijkheid tot onteigening in deze situatie. Indien u dan niet mee wil werken aan een grondverkoop, heeft het waterschap geen mogelijkheden meer en blijft u eigenaar.
Dit is afhankelijk van de locatie van de constructieve oplossing. Wordt deze toegepast op het binnentalud of de daaraan grenzende vijf meter beheerstrook, dan volgt het waterschap het grondverwervingsbeleid en zal het talud en de beheerstrook in eigendom worden verworven. Als de constructieve oplossing buiten het binnentalud en de daaraan grenzende beheerstrook wordt geplaatst, volstaat een zakelijk recht. Constructieve versterkingsmaatregelen zullen vaak in het dijklichaam liggen en daarvoor geldt automatisch het nastreven van eigendom.
Voor afrasteringen zijn de volgende detailuitwerkingen van kracht:
- als de gebruiker gaat beweiden, plaatst HDSR éénmalig rondom het perceel een afrastering;
- als de gebruiker gaat maaien, kan er éénmalig door HDSR een afrastering (met doorgang) worden geplaatst op de erfgrens (5 meter uit de teenlijn) als er op het aangrenzende perceel wordt beweid;
- het onderhoud van het permanente raster; regulier onderhoud (bv. schades door verkeer) en het vervangen van de afrasteringen wordt uitgevoerd en bekostigd door de gebruiker;
- aanwezige rasters en objecten jaarlijks vrij maaien, in ieder geval bij aanvang van de gesloten dijkperiode (lengte vegetatie is 5 tot 10 cm).
Door onderzoek te doen, wil het waterschap de versterkingsopgave voor de dijk beter in kaart brengen. Door in de eerste fasen van het project goed te meten, weten we beter waar we met welk probleem aan de slag moeten. Dit vermindert de overlast voor u tijdens de uitvoering. We vragen u altijd om toestemming als we onderzoek willen uitvoeren op uw perceel. Wilt u geen toestemming verlenen? Dan gaan we graag met u in gesprek over de reden hiervan en kijken of we een oplossing kunnen vinden. We hebben overigens de mogelijkheid om met de Waterwet toegang tot uw perceel te verkrijgen.
Deze vraag kan niet in algemene zin beantwoord worden, omdat het afhankelijk is van het antwoord op de vraag of u over een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming beschikt en als dat zo is, wat daarin precies geregeld is. Als u niet over een dergelijke vergunning beschikt, is het de vraag of u anderszins over bestaande rechten beschikt en zo ja, wat die dan precies mogelijk maken.
In het algemeen is het zo dat dieren in de wei minder stikstofdepositie veroorzaken dan als deze dieren op stal staan. Als u echter beschikt over een vergunning om de dieren permanent op stal te mogen hebben, terwijl deze feitelijk deels ook in de wei staan, zal er van een negatief effect ten opzichte van de vergunde situatie waarschijnlijk geen sprake zijn. Dat zou anders kunnen zijn, indien de vergunning al voorziet in beweiding en de dieren nu langer op stal moeten staan dan vergund is. In dat laatste geval zal onderzocht moeten worden of die wijziging tot een significant negatief effect op (de stikstofgevoelige delen van) Natura 2000-gebieden kan leiden en dus vergunningplichtig is. Ook dat is afhankelijk van de specifieke situatie. Als er sprake is van een vergunningplichtige wijziging (toename van stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar), moet bezien worden of die vergunning al dan niet verleend kan worden. Ook dat is afhankelijk van de specifieke situatie.
Er zijn verschillende manieren om aan te tonen dat wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot weidegangduur. De NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie) heeft hiervoor een Witte Lijst Meetsystemen voor Individuele Koeregistratie van Weidetijd opgenomen op haar website. Voor de voorwaarden wordt echter verwezen naar de website van de Stichting Weidegang. Er zijn verschillende weidegangsystemen, maar eigendom van de grond die gebruikt wordt voor weidegang lijkt geen vereiste te zijn. Hier geldt wederom dat het feitelijk gebruik van de grond als weidegrond bepalend is. Omdat er verschillende berekeningsmethoden worden gehanteerd en er geen inzage is in de methoden die door de melkveehouders worden gebruikt, kan niet helemaal worden uitgesloten dat eigendom in geen enkele methode een vereiste is. Hierbij zij opgemerkt dat het gedurende de werkzaamheden door het waterschap niet mogelijk is om de grond te gebruiken voor weidegang. Dit kan gevolgen hebben voor de mogelijkheden om te weiden, maar dat is afhankelijk van het volledige areaal dat de desbetreffende melkveehouder in gebruik heeft als weidegrond.
Stuur uw vraag naar [email protected] of neem contact op met Mike Seelen van team Grondzaken via 06 1161 4770.
Het waterschap hanteert het uitgangspunt dat het gebruik van de dijk na de dijkversterking gelijk blijft zoals op dit moment het geval is binnen de regels van de Keur en Legger. Kijk voor meer informatie in de flyer ‘Medegebruik’. Bij gebruik hoort ook het onderhoud van het stuk dijk.
Voor agrarische activiteiten leggen we in een overeenkomst vast wat daarvoor de kosten zijn.
Het uitgangspunt van het waterschap is dat na grondverwerving het onderhoud bij de huidige eigenaren blijft maar onder voorwaarden van het waterschap. Dit betekent in veel gevallen dat het binnentalud gebruikt en onderhouden kan worden zoals op dit moment het geval is binnen de regels van de Keur en Legger. Wenst u als voormalige eigenaar het onderhoud niet uit te voeren, dan neemt het waterschap deze taak op zich.
Voor de dijkversterking Sterke Lekdijk is het verleggen van kabels en leidingen noodzakelijk. Veel nutsleidingen liggen in de weg of voldoen niet meer aan de huidige normering. Deze leidingen moeten vooraf aan of gelijktijdig met de dijkversterking verlegd of vernieuwd worden.
De kans is aanwezig dat de verantwoordelijke nutsbedrijven kabels en leidingen op uw stuk grond moeten verleggen. Hiervoor moet dan een ‘zakelijk recht’ geregeld worden. Het waterschap probeert met de nutsbedrijven af te spreken dat de grondverwerving van de dijkversterking en het verleggen van kabels en leidingen door één en dezelfde grondverwerver wordt uitgevoerd. Hiermee houden we het voor u overzichtelijk.
U vraagt te allen tijde zelf een vergunning aan bij het waterschap. Uw aanvraag wordt getoetst en beoordeeld en u krijgt uitsluitsel van het waterschap zelf. Meer informatie over vergunningen, subsidies en toezicht vindt u op onze website. Heeft u vragen, neem dan contact op met de afdeling vergunningen via 030 – 209 7358.
De oprit is ten behoeve van uw perceel. Het onderhoud daarvan blijft dan ook bij u.