Het westelijk gebied
Het westelijk gebied bestaat uit polders die eeuwen geleden zijn ontstaan toen mensen sloten gingen graven om water af te voeren uit wat toen nog moeras was. De veengronden werden weliswaar steeds leefbaarder maar begonnen ook in te klinken door het onttrekken van water. Die bodemdaling is nog altijd aan de gang. Daarom liggen veel polders tegenwoordig ver onder het niveau van de zeespiegel en de grote rivieren. Om de polders droog te houden, moet er voortdurend water worden afgevoerd. Hierbij spelen gemalen een grote rol. Doordat de polders lager liggen dan de rivieren, moeten de gemalen een hoogteverschil overbruggen. Dit gebeurde vroeger met windmolens, tegenwoordig met elektrische gemalen. Het waterbeheer is in grote delen van dit gebied gericht op het handhaven van het agrarisch gebruik en het beperken van de (ongelijkmatige) bodemdaling. Door de waterpeilen in de poldersloten minder te verlagen, kunnen we het proces van bodemdaling vertragen. Technische innovaties spelen hierbij een belangrijke rol.
Gemaal De Koekoek bij de gemeente Lopik, voert het water uit de polders van een groot deel van de Lopikerwaard, af op de rivier de Lek.