Waaiersluis
De Waaiersluis (1856) in Gouda ontleent haar naam aan de waaierdeuren in het midden van de sluis. Lees op deze pagina meer over werking en geschiedenis van dit Rijksmonument.
We schutten hier schepen, we voeren water af, we houden water tegen en laten vissen door. De sluis combineert verschillende functies en is een waterbouwkundig hoogstandje met een bijzondere historie.
Tien sluisdeuren!
Wat opvalt: de sluis heeft maar liefst tien sluisdeuren! Niet alleen twee waaierdeuren, waaraan de sluis haar naam ontleent, maar ook twee binnenebdeuren, twee buitenebdeuren, twee binnenvloeddeuren en twee buitenvloeddeuren. Dat heeft alles te maken met het feit dat aan de kant van Gouda de Hollandse IJssel in open verbinding met de zee staat. Als het eb is gebruikt de sluiswachter de (lage) ebdeuren, als het vloed is de (hogere) vloeddeuren. De sluisdeuren fungeren ook als waterkering: daarom zijn de vloeddeuren aan de Goudse kant extra hoog.
Gelijk water
Viermaal per etmaal is de waterstand aan beide zijden van de Waaiersluis gelijk. Dan kunnen schepen passeren terwijl alle sluisdeuren open staan. Ook lange schepen die niet in de sluiskolk passen, kunnen dan door de sluis. Maar dat is maar een kort moment, en ook het moment dat de waaierdeuren worden ingezet: die kunnen namelijk ook tegen een sterke stroming in geopend of gesloten worden.
Historie: de broers Blanken en de Waaiersluis
Tot de opening van de Waaiersluis in 1856 stond de Hollandse IJssel in open verbinding met de zee. De rivier was tot 1285 een zijtak van de Lek, maar werd in dat jaar afgedamd bij IJsselstein. Vanaf die tijd ondervond de scheepvaart veel problemen: grote delen van het jaar was de rivier te ondiep. In 1810 lanceerde ingenieur Arie Blanken, inspecteur van ’s Rijks Waterstaat, een plan. Een dam met spui- en schutsluizen in Krimpen aan den IJssel moest zorgen voor een gegarandeerd waterpeil, afvoer van water, doorgang voor schepen en het schuren (op diepte houden) van de rivier. Zijn plan haalde het niet.
De kracht van water benutten
Twee jaar eerder had zijn broer Jan Blanken, óók inspecteur en ingenieur bij ’s Rijks Waterstaat, al geëxperimenteerd met waaierdeuren. Die werken met de kracht van water. Ze kunnen tegen de stroom in gesloten worden, zelfs als de stroming heel sterk is.
Ingenieur Jan Blanken
Jan kreeg octrooi op het principe van de waaierdeuren. Die werden op dertig plaatsen in ons land toegepast. Ook hier in Gouda, waar tussen 1854 en 1856 het Waaiersluiscomplex werd gebouwd. Een mooie combinatie van de waterbouwkundige ontwerpen van de beide broers Blanken!
Hoe werken waaierdeuren?
De sluiswachter sluit de waaierdeuren, door water in de kassen te laten. Dat drukt tegen de waaier. Die is breder dan de puntdeur, zodat het water in de kolk het geheel niet tegen kan houden.
Als de sluiswachter de kas leeg laat lopen, drukt het water in de kolk de deur weer open. De sluiswachter regelt de water aan- en afvoer in de sluis via schuiven in de omloopriolen. Dat zijn een meter hoge gemetselde buizen in de wand van de kolk.
Water afvoeren met spuisluis en gemaal
De Gekanaliseerde Hollandsche IJssel voert water af uit de polders tussen Nieuwegein en Gouda. Via de twee spuikokers met schuiven kunnen we spuien (water lozen).
Maar aan de Goudse kant heeft de Noordzee invloed: het water staat bij vloed hoog, en bij eb laag. Staat het water laag, dan gaat het spuien vanzelf: je zet de spuisluis open en het water loopt richting Gouda. Bij vloed, als het water hoog staat aan de Goudse kant, kun je de spuisluis niet zomaar open zetten: dan stroomt het water binnen.
Gemaal De Waaier
Daarom is in 2005 gemaal De Waaier gebouwd. Nu kunnen we wél spuien als het water hoog staat, omdat het gemaal schuiven heeft met daarin een pomp.
Ook vissen kunnen er door!
Sluizen, stuwen en gemalen: vissen kunnen er meestal niet langs. Ook de Waaiersluis was tot 2021 zo’n hindernis. Vissen konden alleen tegelijk met de schepen stroomopwaarts richting Utrecht zwemmen. Sinds 2021 zijn de omloopriolen van de sluis geschikt om vissen stroomopwaarts te laten zwemmen.
Met name aal, snoek en driedoornige stekelbaars profiteren hiervan. Zij kunnen sindsdien naar hun paaigebieden in de poldersloten zwemmen.