Duurzame (grond-)stoffen uit groenresten waterschappen

Gepubliceerd op 7 januari 2016

Duizenden zeecontainers vol met plantaardig materiaal. Dat is wat waterschappen jaarlijks ‘verzamelen’ bij het uitvoeren van slootonderhoud en andere werkzaamheden. Zonde om dit als afval te zien terwijl je er ook waardevolle (grond-)stoffen van kunt maken. De Stichtse Rijnlanden gaat samen met zeven andere waterschappen, diverse partners in de keten en kennisinstellingen, onderzoeken hoe bioraffinage kan bijdragen aan de ’verwaarding’ van dit plantaardig restmateriaal. Voor dit onderzoek is
€ 450.000,- beschikbaar.

De snel groeiende waterplanten veroorzaken in toenemende mate een probleem voor de water aan- en afvoer, voor de waterkwaliteit en het waterecosysteem én is gelijktijdig een forse kostenpost. Een voorbeeld is de Grote waternavel. Met de innovatieve techniek van bioraffinage is het mogelijk om - op basis van lokaal beschikbare gewassen- nuttige toepasbare stoffen te maken. Je kunt daarbij denken aan brandstof, kunstmest, (dier)voeding, geurstoffen en medicijnen. Bioraffinage kan toegepast worden op allerlei plantaardig materiaal. Dus ook op maaisel afkomstig van dijken, oever- en (snel groeiende) waterplanten.

Duurzaam en minder transportkosten

Door het optimaal verwaarden van water- en oeverplanten kunnen kosten worden bespaard. 
Gekeken wordt of er win-win situaties kunnen worden gecreëerd door via bioraffinage waarde te halen uit biomassa dat vrijkomt bij waterschappen. Daarmee worden onderhoudskosten gereduceerd. Dit draagt tegelijkertijd bij aan de productie van duurzame grondstoffen zoals eiwitten en vezels. De techniek van bioraffinage is in beginsel eenvoudig. Het proces bestaat uit twee stappen: het plantmateriaal stukmaken en daarna uitpersen. Hierdoor wordt het eiwit- en nutriëntenrijke sap gescheiden van de vezelrijke perskoek. Kleinschalige installaties voor bioraffinage zijn mobiel en kunnen eenvoudig worden getransporteerd naar de locatie waar de biomassa zich bevindt. Daar kan ter plekke het plantaardig materiaal worden verwerkt. Omdat plantaardig materiaal meestal voor zo’n 80-90% uit water bestaat, kan door de bewerking de hoeveelheid te transporteren materiaal naar de gebruiker sterk worden gereduceerd. Dat bespaart kosten en vermindert energieverbruik en hoeveelheid uitlaatgassen door transport.

Tijdspad

Het onderzoek naar de bedrijfseconomische mogelijkheden van bioraffinage voor de waterschappen start begin 2016 en duurt ongeveer een jaar. Via verschillende laboratorium analyses en diverse praktijkproeven willen we erachter komen of het vanuit kostenoogpunt interessant is om bioraffinage als beheersmaatregel voor oever-/waterplanten/dijkbeplanting in te zetten. Bij goed resultaat en voldoende draagvlak kunnen we daarna op grotere schaal bioraffinage inzetten.

Samenwerkingspartners

Waterschappen: waterschap Aa en Maas, hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, waterschap Rijn en IJssel, Waternet, Wetterskip Fryslan, waterschap Vallei en Veluwe, waterschap Zuiderzeeland.
Ketenpartners: Grassa!, oesterzwamteler John Verbruggen, Cumela en Millvision. 
Advies: WUR-PRI, STOWA en Coppens Diervoerders.

Het onderzoek is ingebed binnen de werkgroep Biomassa van de Energie- en Grondstoffenfabriek (EFGF). Dit is een samenwerkingsverband van alle waterschappen waarin afvalwater en biomassa niet meer als afval worden beschouwd maar als bron van waardevolle grondstoffen en energie. Dit past in de maatschappelijke transitie naar een circulaire economie.

Financiers

Het onderzoek wordt gedeeltelijk gefinancierd door de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA). Dat is het kenniscentrum van de regionale waterbeheerders. Daarnaast zijn er financiële bijdragen van de deelnemende waterschappen en ketenpartners.


Fles met extract na bioraffinage

Fles met extract na bioraffinage